Een pagina van het verhaal.
Een pagina van het verhaal. Foto: aangeleverd

Nederland juicht

Nieuws

HEILOO - Meike ten Cate en haar familie vonden na de dood van hun grootvader in 2014 onderstaand verhaal over de bevrijding van Heiloo. 

Einde april… Nog steeds geen verandering aan het front in Nederland. De Canadezen zijn bezig de Grebbelinie ‘af te tasten’, doch verder horen we niets. De voedselnood in het westen van ons land is tot het uiterste gestegen, de Wieringermeer is verdronken, alle bruggen en dijken ondermijnd. “Waar moet dat heen?” vraagt menigeen zich bezorgd af. Dan komt plotseling het bericht: er zal voedsel door de lucht worden aangevoerd! Vele pessimisten halen hun schouders op en de bezetters doen hun uiterste best dit plan belachelijk te maken. Maar wanneer het bericht doorkomt, dat bij Rotterdam het eerste voedsel is afgeworpen, dat de bezettingsautoriteiten medewerking verlenen (onmogelijk, dacht men nog enkele dagen tevoren) raakt het westen van Nederland in een opgewonden stemming.

En jawel! Op 1 mei wordt bekendgemaakt dat de volgende dag ook Alkmaar aan de beurt is, en dat het voormalige vliegveld Bergen als afwerpterrein is aangewezen. We spreken af de Egmondermeer in te trekken, om het schouwspel gade te slaan.

Het is al vroeg druk op het oude rijwielpad naar Egmond. Jong en oud begeeft zich de polder in. Bij ’t gemaaltje slaan we rechtsaf het land in. Verspreid in de weilanden staan groepjes mensen in spanning te wachten. De weidevogels vliegen verontrust rond: zoveel drukte zijn ze niet gewend… Dan ontstaat er opwinding onder de mensen, men wijst in de richting Alkmaar en inderdaad, daar komt over de watertoren een grote bommenwerper statig aangevlogen. Hij zet koers naar het vliegveld, maar hoe strak ik ook tuur, ik zie niets gebeuren. Een van de jongens, die gewapend is met een goede ‘long distance’ kijker, heeft echter iets zien vallen. Het vliegtuig verdwijnt boven zee en vol spanning wachten we of er nog meer zal gebeuren. Onderwijl zijn we diep ’t land ingeslenterd en komen nu bij een groep boerderijen, schilderachtig aan een vaart gelegen. Het is hier geweldig druk.

Dan ontstaat er opnieuw beweging onder de mensen, nu kijkt iedereen naar het oosten en daar verschijnt de eerste groep laag boven de bomen van de straatweg. Daar komen ze, de machtige Forten, die we zo vaak op grote hoogte bij honderden oostwaarts zagen trekken. Ze komen bijna recht over de plek waar we staan. De mensen juichen, zwaaien met zakdoeken, dassen, met alles wat maar in de wind wapperen wil, schreeuwen onder het geronk van de motoren elkaar iets in ’t oor over de mooi beschilderde staartvlakken, de talrijke koepels, de letters, cijfers en sterren op de romp en vleugels, enzovoort. Ook deze groep laat niets vallen, zodat verondersteld wordt, dat zij hun kostbare en welkome last reeds boven Amsterdam hebben uitgeworpen, wat later inderdaad zo bleek te zijn.

Dit gaat dan zo een poosje door; steeds verschijnen nieuwe groepen en elke keer juicht en wuift men naar de telkens weer opnieuw bewonderde blinkende vogels.

Wanneer we tegen de middag weer in het dorp terugkeren, lijkt iedereen wel uit z’n gewone doen. Boven op de palen van de spoorlijn zitten rijen jongens (dat kan nu, daar de moffen alle stroomdraden gestolen hebben). Vele mensen zitten, met kijkers gewapend, op hun dak; het gadeslaan van dit zeldzame schouwspel verveelt niemand. Bij de school staan warempel Karl, Heinrich en Fritz, of hoe ze nog meer mogen heten, ook met een open mond de vernielers van hun geliefde Heimat na te staren…

’s Middags eindelijk lieten een vijftiental Forten na eerst met uitgestoken landingsstel een rondje gevlogen te hebben, hun vrachtje op Bergen vallen. Onder luid gejuich van het weer in groten getale aanwezige publiek vielen de pakketten als een zwarte wolk naar beneden, waar het nodige personeel voor verder transport zorg droeg.

De volgende dagen is het bewolkt weer, zodat ’t vrij stil blijft in de lucht. Ook komen er weinig berichten door. Geruchten over ‘t spoedige einde van de oorlog doen de ronde … En dan…

Het is 4 mei, half tien ’s avonds. Niettegenstaande de lange zomeravonden geldt nog steeds ’t hatelijke ‘negen uur binnen!’, maar ondanks dit verbod wordt ’t steeds drukker buiten en weldra horen we het grote nieuws: “De bezetting van West-Nederland heeft onvoorwaardelijk gecapituleerd!” Ik ga naar buiten, waar het nieuws opgewonden wordt besproken; verder in ’t dorp hoor ik de mensen schreeuwen van vreugde. Dan klinken ergens een paar schoten, en iedereen verdwijnt gauw binnenshuis. Je kunt je haast niet voorstellen wat dit allemaal betekenen zal: spoedige verbetering van de voedselpositie, geen drijfjachten meer, geen aanmatigend geblèr (zij noemden het gezang), geen domme prikkeldraadversperringen, geen antitankmuren, die gevaarlijk zijn kunnen voor jonge mannen, geen fietsenroverijen, het is haast ongelofelijk dat dit alles voorgoed voorbij is….

De volgende morgen is ’t stralend weer, en prompt verschijnen weer de voedselbrengende vliegtuigen. Van de speciale door de Duitsers aangewezen routes en afwerpterreinen trekken ze zich niets meer aan. In alle richtingen, alleen en in groepen, sommige angstwekkend laag, ronken ze over juichend Nederland. De vlaggen gaan overal uit, nadat de Witte Kerk als eerste officieel gebouw het voorbeeld heeft gegeven, de klok op de stichting begint na vier jaar zwijgen, vrolijk te bengelen. Iedereen begeeft zich naar de straatweg, in de hoop dat onze bevrijders nu spoedig komen zullen. Jong en oud is getooid met de nationale kleuren. Van de (nog gewapende) moffen, die met grimmige en verbeten gezichten rondlopen, trekt niemand zich meer iets aan. En steeds komen en gaan de vliegtuigen, schieten sissend lichtkogels af, en werpen hun vrachtjes op alle plaatsen af. Ook een Mosquito, zovele nachten de schrik der Berlijners, komt eens een kijkje nemen. Met pijlsnelle wendingen schiet hij tussen zijn grote Amerikaanse collega’s door, helt naar links en rechts, zodat ik duidelijk ’t silhouet van de piloot tegen de heldere lucht zie, en omgekeerd kijkt hij wellicht naar beneden, naar

Juichend Nederland.

Extra informatie
Meike heeft een mail gestuurd naar de Historische Vereniging Heiloo met het bovenstaande verhaal. Zij hadden bij het verhaal een enkele opmerking. ‘Op één punt zijn er vraagtekens. Er is beschreven dat de klokken van de Willibrordus vrolijk klonken. Dat lijkt onwaarschijnlijk omdat de Willibrordus destijds nog ingericht was als Marine-Lazaret door de Duitsers. Bovendien waren alle klokken in Heiloo naar Duitsland afgevoerd. Alleen in de Willibrorduskerk hing een noodklok(die is nu te bewonderen in het Historisch Museum).


Bedrijf Belicht

Sport

Regio

Digitale krant