De ober van de zaak waar we na een vrij lange wandeling op de rieten terrasstoelen neerzegen, liet op zich wachten. Soms hebben obers even iets anders te doen. Kan best. Of zou hij vergeten zijn dat terrassen in halve lockdowntijd wel mochten? Nee, vast niet. Toch duurde het nogal.

Toen na twintig minuten de vermoeidheid was gezakt maar de dorst nog niet zei ik tegen mijn vrouw: "Ja hoor ‘ns, daar zijn we geen zeventig voor geworden, om ons hier te laten behan­delen als een stel kleine kinde­ren. Die ober is natuurlijk zo’n jonge snotneus die het helemaal niks kan schelen of wij…" Zij: "Nou nou nou…" Ik stond op en beende naar binnen om die knaap eens even correctief toe te spreken. Ja, ook ik heb mijn vooroordelen.

Binnen zat een stoffige, oude ober aan een tafeltje. Op het hoogpolige kleedje voor hem lagen een potlood en een kruiswoordpuz­zel. Hij kwam met een zucht overeind. "Ja meneer..." De speech die ik opvoerde zou een chagrijnige cabaretier leuk staan, denk ik. Iets met wandelen, moe, dorst, ook oud, lang wachten. En ik besloot met een welgemikt eindschot: "Kortom, wij vinden de bediening hier a-bo-mi-na-bel!", met een overbodige klemtoon op elke lettergreep.

Na die laatste woorden keek de ober even naar het tafeltje en vroeg: "Meneer, mag ik u wat vragen?" Even dreigde ik te ontploffen, maar hij keek me aan met ogen die al veel meegemaakt hadden. Nou, toe dan maar.

"Eh… weet u misschien een ander woord voor abominabel?"

Dick de Scally