Jan Kuiper op zijn Jawa.
Jan Kuiper op zijn Jawa. Foto: Pauline de Vries

Jan Kuiper (83), Nederlands kampioen speedway crossen 1970: “Ik ben een heel aparte, rare man”

Algemeen

Deze Jan is inderdaad een mens apart met een zeer bewogen leven achter de rug, zowel op sportief als op zakelijk en persoonlijk gebied. Waar een ander zijn huiskamer aankleedt met planten, tierelantijntjes, foto’s en meubelen, staat bij Jan een echte Jawa speedwaymotor uit 1970 in zijn woonkamer. Voorheen zelfs twee stuks; een Yep en een Jawa. De Yep, een vierklepper, heeft hij recent uitgeleend aan een museum in Wateringen, verkopen wil hij deze nog niet. Dit pronkstuk heeft even buiten voor het huis gestaan aan de Kennemerstraatweg in Heiloo voordat het werd opgehaald. Dat trok heel veel kijkers met vragen over deze motor en over de motorcarrière van Jan Kuiper. En daar vertelde hij maar al te graag over. 

Oude rotten
Door de decennia heen heeft hij nog steeds contact met de oude crossrotten uit de jaren 70 en 80, en social media biedt wat dat betreft veel gemak voor Jan. Ook de zoon van Ake Anderson uit Zweden spreekt Jan nog af en toe. De zoon van Jan en de zoon van Ake gingen vaak mee naar crosswedstrijden door heel Europa. Vol trots laat Jan de vele fotoboeken zien vol met uitnodigingen voor wedstrijden, uitslagen, interviews, krantenartikelen en natuurlijk de vele foto’s van Ake en hun beider zoons.

Alles uit je lijf halen
Jan werd geboren in Alkmaar en groeide op in de Nieuwpoortslaan naast wat nu nog steeds de renbaan is. Op die plek heeft hij zijn passie voor het speedwaycrossen ontwikkeld. “De baan was eerst een grasbaan, toen een sintelbaan (bestaande uit geheel of half uitgebrande steenkool van de Hoogovens). Op de baan in Alkmaar werden eind jaren 40 en 50 grote speedwaywedstrijden gehouden, tot de jaren 1957/1958”, zo vertelt Jan.

Hij had een bouwbedrijf en met het verdiende geld en de vrije tijd die hij had, ging hij met vrouw en kinderen in een bestelbusje van crossbaan naar crossbaan. Het motor crossen in de jaren ’66 en ’67 vond hij wel leuk, maar gaf hem niet de voldoening die het speedway crossen hem gaf. “Alles uit je lijf halen, explosief sporten, dat was wat ik wilde en daarom ben ik gaan speedway crossen.”

Nederlands kampioen
Jan ging vroeger vooral voor de snelle kick, voor adrenaline. Dat heeft ervoor gezorgd dat hij regelmatig zwaargewond het parcours moest verlaten. In 1978, na een zwaar ongeluk en een lange periode van herstel, kocht hij een ‘ijsracer’. Hij vertrok naar Zweden voor een trainingskamp, want ijsspeedway is toch echt iets anders dan speedwaycrossen. Waar hij in Nederland gewend was te racen op de gladde ijsbaan in Alkmaar, werd hij in Zweden uitgedaagd op een meer met alleen maar hobbels en bobbels. Na veel trainen werd hij ook daarin beter dan de andere Nederlanders in dat trainingskamp. En dat is een terugkerend iets in het leven van Jan. Waar hij ook aan begint, hij is of wordt er altijd goed in.

Het rijden op ijs heeft Jan slechts een jaar gedaan. Bij de wereldkampioenschappen in Berlijn in 1981 verongelukte een Rus toen deze ten val kwam en werd overreden door een ijsspeedmotor.

“Nog los van de snelheid van een motor, die de 180 tot 200 km kan aantikken, zitten er op een ijsspeedmotor flinke spikes. Met 60 pk trekken die in no-time een gat in de grond. Deze Rus kreeg de spikes in zijn nek en overleed ter plaatse. De race ging door, ik moest tiende worden om een motor te winnen. Deze won ik en ik heb daarna nooit meer op het ijs gestaan.

“Als ik iets leuk vind of er aanleg voor heb, ga ik er verder mee, dan wil ik daarin de beste worden. Dat deed ik met schaatsen, ik zat ook in de kernploeg van Piet Nap en Jan Malledijk, met boksen (voor krachttraining en souplesse), motorcrossen, duiven houden, harddraven en dus ook met speedway- en ijsspeedwaycrossen. In 1970 ben ik Nederlands kampioen speedwaycrossen geworden in het Fanny Blankers Koenstadion in Hengelo.”

Jan heeft daarna een aantal jaren niet meer gecrost vanwege blessures. Maar het begon toch te kriebelen. Hij kocht eind jaren zeventig een nieuwe vierklepper bij een fabriek in Tsjechoslowakije. Hij ruilde nylons en nylon jacks voor onderdelen. Nylons waren in die tijd schaars en daarmee veel waard. Jan vertelt ook hoe hij zijn sport betaalde van de verkoop van jenever in Zweden en Denemarken.

Het Wilhelmus
Terugkijkend op zijn bewogen sportcarrière is vooral het Nederlandse volkslied na een overwinning zijn mooiste herinnering. “Wanneer het Wilhelmus voor jou wordt gespeeld, dan is dat geweldig. Daar krijg ik nog steeds kippenvel van”, aldus Jan Kuiper.

Terug naar de huiskamer. De motor die daar nu staat heeft jaren op een kantoor gestaan. Jan heeft deze teruggekocht en zodoende pronkt deze nu in zijn eigen huiskamer. Verkopen doet hij de motor nooit meer. Zo af en toe zit hij er nog op, herinneringen ophalen…

De Jawa van Jan Kuiper.

Bedrijf Belicht

Sport

Regio

Digitale krant